Middeleeuwse vloertegels met ornamenten in het voormalige cisterziënserklooster in Bebenhausen

Bebenhausen is een deelgemeente van de universiteitstad Tübingen. Het uitzicht van de gemeente wordt bepaald door het klooster dat door de premonstratenzer monniken in 1187 gesticht werd. Het door de cisterziënsers overgenomen klooster kende zijn bloeiperiode van de 13de tot de 15de eeuw. Het behoort op kunsthistorisch en historisch gebied tot de belangrijkste monumenten van het land Baden-Württemberg. De hertog Ulrich von Württemberg voerde in 1535 de Reformatie in en hief het klooster op. Na 1556 deed het dienst als evangelische kloosterschool en als jachtslot van de Württembergische koningen. Tengevolge van de sekularisering werd in 1806 de kloosterschool gesloten en werd de kloosterfunctie van Bebenhausen opgeheven. Hertogin Charlotte, weduwe van de laatste koning van Württemberg, stierf in Bebenhausen in 1946. Van 1946 tot 1952 werd het voormalige winterrefectorium van het klooster gebruikt als vergaderzaal voor de plenaire zitting van de Württembergisch-Hohenzollerische landdag. Nadat uitgebreide maatregelen voor het instandhouden van het klooster en het slot genomen waren, kreeg in 1957 de hele site het statuut van beschermd monument.

Dit artikel wil een overzicht bieden van de met ornamenten versierde vloertegels waarmee het voormalige cisterziënserklooster belegd was. Aan de basis van dit werk ligt de bestandsopname van de jammer genoeg in 2003 overleden Horst Dubois. Hij publiceerde in 1995 exacte tekeningen op schaal van de tegels en van de plaats waar ze gevonden werden namelijk in het dormitorium, de slaapzaal van de monniken. Bijzonder nuttig zijn zijn verkleinde weergaven van telkens vier tegels die het effekt van de ornamenten in het licht stellen.
Verder ligt ook nog aan de basis van deze studie de in 1993 gepubliceerde bevindingen van het onderzoek van Dr. Eleonore Landgraf alsook haar vriendelijke mondelinge en schriftelijke raadgevingen.


Dormitorium

 

De meeste van de nog overgebleven middeleeuwse vloertegels van Bebenhausen bevinden zich in het dormitorium, de slaapzaal van de monniken. Het inbouwen van cellen wordt pas uitgevoerd tussen 1513 en 1516. Spijtig genoeg is de plaatsing van de hier beschreven tegels in de gang tussen de cellen niet oorspronkelijk. Bij schamplicht zijn de nadien geplaatste tegels en de later gebakken tegels goed te erkennen. Ofschoon niet gestaafd door de overlevering is het niettemin aannemelijk dat tegels die afkomstig zijn uit andere ruimten, in het dormitorium geplaatst werden. Omstreeks 1850 ving men aan met belangrijke bouw- en restauratiewerken op de verwaarloosde kloostersite. In het kader van de onder koning  Karel tussen 1864 en 1891 in het gebouw doorgevoerde ingrepen, werden de cellen veranderd in slaapplaatsen voor lakeien. De vloerbekleding in de gang vóór de cellen heeft men opnieuw bewerkt en met industrieel gefabriceerde tegels aangevuld. Deze tegels dragen op de keerzijde de ronde stempel van de firma Utzschneider & Ed. Jaunez Sarreguemines/Saargemund. In 1873 beschreef Hermann Fröhlich (3) de restauratiewerken o.a. als volgt:" Vergeten wij niet, onze blik op de vloer te richten; bestaande enkel en alleen uit kleine aarden vloertegeltje, van 10 tot 12 centimeter in het vierkant , is hij opnieuw hersteld met een zo groot mogelijk gebruik van de nog zeldzaaam voorhanden overblijfselen van de oude bodembekleding; hierbij zijn de ongeveer 50 verschillende patronen  die allemaal in het klooster gevonden werden, gebruikt geworden. De kleine vlakken zijn zonder twijfel met de nog zichtbare tekeningen  gereconstrueerd; afgezien van de arabesken kan men nog gestalten van dieren zoals leeuwen, duiven, vissen enz. erkennen. De oppervlakte van de vloer die circa 300 vierkante meter bedraagt, wordt door lengte- en dwarsfriezen in verschillende velden opgedeeld  waarvan elkeen weer een ander patroon vertoont. In het midden van de velden zijn verschillende stervormen te zien  die alleen bestaan uit kleine vlakken; even talrijk zijn de versierde stroken die men heeft bewaard en die zich bevinden in de lengte- en dwarsfriezen. Een trap naar het pand die zich vroeger in het midden van de gang bevond werd verwijderd en de romaanse zaal die er zich voorheen onder bevond, de geselkamer, werd terug hersteld."

Waar werden de originele tegels vervaardigd? Als zijnde het enige gebouw dat zich buiten de kloostermuren bevond werd in 1567 gewag gemaakt van een steenbakkerij die pas in 1845 haar produktie staakte. Volgens de door  Horst Dubois geciteerde archiefstukken werden in de jaren 1747-56 en 1782-96 13.866  "Bezetzblätteln" (tegels) in de steenbakkerij van Bebenhausen vervaardigd. Jammer genoeg wordt er nergens vermeld of deze tegels met ornamenten versierd waren  en waar ze gelegd werden. De originele met ornamenten versierde vloertegels van Bebenhausen werden volgens Dubois op hun baktemperatuur en op hun vermogen om water op te nemen gecontrolleerd. De gemiddelde baktemperatuur bedroeg tussen de 900° en 950° Celsius. Het vastgestelde vermogen om water op te nemen van 25 tot 30 procent van het volume, is een aanduiding die de broosheid van de scherven verklaart en de zwakke weerstand tegen afschilfering wat spijtig genoeg bij de originele tegels waar te nemen valt.

De keramische vloerbekleding in het dormitorium is in de huidige toestand in 17 dubbelvelden ingedeeld. In 34 enkelvelden werden 17 rozetten van twee verschillende typen en 40 verschillende ornamenten ingewerkt.

 

Repertoriëring van de verschillende tegels met ornamenten in het dormitorium van het klooster Bebenhausen volgens Horst Dubois.

 

Geometrische ornamenten (vlechtwerk)

           
1                      2                      3
     
4                       5                      6

        

 

Geometrische ornamenten gebaseerd op cirkels en cirkelsegmenten

        
7                       8                       9                  10

    
11                    12                    13

 

Hier klikken voor het bekijken van afbeeldingen 1 - 13 (pdf-Datei 2,8 MB)

 

Ornamenten met bladeren

          
14                    15                 16                     17

          
18                    19                 20                     21

       
22                    23a              23b (40)

 

Ornamenten met bloemen

       
24                    25                 26                     27

         
28                    29                 30 (32)                     31


32 (30)

 

Hier klikken voor het bekijken van afbeeldingen 14 - 32 (pdf 3,8 MB)

 

Ornamenten met druiven en vogels

   
33                             34

 

Ornamenten met dieren en fabelwezens

   
35                              36

                
37                                  38

 

Kroonornament


39

De tegels 17, 24, 25, 26, 28, 31, 32, 37, 38 en 39 werden als verbindingsstroken gelegd.

 

Rozetten

De keramische vloerbekleding in het dormitorium is in de huidige toestand in 17 dubbelvelden ingedeeld. In 34 enkelvelden werden 17 rozetten van twee verschillende typen ingewerkt.
Het palmpjestype A is vertegenwoordigd met 8 exemplaren, het stertype B met 9 exemplaren.
Uit de vakliteratuur 7) kennen we tekeningen van beide typen die niet beantwoorden aan de rozetten die we heden in het dormitorium aantreffen.

 

  
Type A  

   
Afbeelding van de palmpjesrozet bij Paulus

De palmpjesrozet bestaat uit 12 vormstukken en 4 vierkante tegels versierd met ornamenten met uitsluitend rode scherven. Gaat men voort op de afbeelding van een rozet van type A bij E. Paulus dan zouden de 4 tegels in het midden van de rozet van een type zijn dat naar mijn bevindingen niet meer bewaard is in het klooster van Bebenhausen.

 

  
Type B 


Afbeelding van de sterrozet bij Paulus   
                                                    

De sterrozet bestaat uit 52 vormstukken met rode en grijze scherven. Volgens gepubliceerde tekeningen uit de negentiende eeuw, bestonden de toenmalige sterrozetten uit 60 zelfs uit 64 vormstukken.

 

Hier klikken voor het bekijken van afbeeldingen 33 - 40 en rozetten (pdf 3 MB)

 

  1. Volgens de wetgeving op de bescherming van de monumenten moet de oorspronkelijke structuur, de ruimtelijke indeling en het uitzicht van plaatsen die historisch samengegroeid zijn behouden blijven.
  2. Dubois, Horst: Ornamentierte Bodenfliesen im Kloster Bebenhausen – Eine Bestandsaufnahme-, Waldenbuch 1995
  3. Landgraf, Eleonore: Ornamentierte Bodenfliesen des Mittelalters in Süd- und Westdeutschland 1150-1550, Stuttgart 1993
  4. "De grootste terplekke in situ bewaarde met ornamenten versierde tegelvloer van een cisterziënserabdij bevindt zich in het dormitorium van het klooster Bebenhausen."

Deze uitspraak van Mevrouw Ursula Schwitalla op bladzijde 35 van haar boek Varietas pavimentorum moet tegengesproken worden.

  1. Fröhlich, Hermann: Das Kloster Bebenhausen nach seiner Vergangenheit und Gegenwart geschildert, Tübingen 1873
  2. Der Landkreis  Tübingen Band II, Stuttgart 1972
  3. Paulus, Eduard, unter Mitwirkung von Prof. Dr. Heinrich Leibnitz und Forstrath F.A.Tschernig: Die Cisterzienser-Abtei Bebenhausen, Stuttgart 1886
Beknopte bibliografie

Berendsen, Anne, u.a.: Fliesen - Eine Geschichte der Wand- und Bodenfliesen, München 1964
Dubois, Horst: Ornamentierte Bodenfliesen im Kloster Bebenhausen - Eine Bestandsaufnahme, Waldenbuch 1995
Elm, Kaspar u.a.(Hg.): Die Zisterzienser. Ordensleben zwischen Ideal und Wirklichkeit. Ausstellungskatalog des Landschaftsverbandes Rheinland (Schriften des Rheinischen Museumsamtes Nr. 10), Köln/Bonn 1980
Eydoux, Henri Paul: Das Cistercienserkloster Bebenhausen, Tübingen 1950
Fichtner, Kurt: Geschichte des Fußbodenbelages in Deutschland und seinen Grenzgebieten, Dresden 1929
Forrer, Robert: Geschichte der europäischen Fliesenkeramik vom Mittelalter bis zum Jahr 1900, Straßburg 1901
Fröhlich, Hermann: Das Kloster Bebenhausen nach seiner Vergangenheit und Gegenwart geschildert, Tübingen 1873
Hassler, Konrad: Schwäbische Fliese, Ulm 1862
Herdtle, Eduard: Flächenverzierungen des Mittelalters und der Renaissance, Bd. 1-2, Fliese, Stuttgart 1869-1870
Joliet, Wilhelm: Die Geschichte der Fliese, Köln 1996
Kier, Hiltrud: Der mittelalterliche Schmuckfußboden, Düsseldorf 1970
Köhler, Mathias: Die Bau- und Kunstgeschichte des ehemaligen Zisterzienserklosters Bebenhausen bei Tübingen. Der Klausurbereich, Stuttgart 1995
Köhler. Mathias: Zur Baugeschichte der Bebenhausener Klostergebäude, in: Bebenhausen im Schönbuch, 900 Jahre Zisterzienser, Sonderheft Bebenhausen des Magazins Schlösser Baden-Württemberg, Stuttgart 1998
Köhler, Mathias: Bebenhausen. Klosteranlage und Schloß (Führer, herausgegeben von den Staatlichen Schlössern und Gärten Baden-Württemberg in Zusammenarbeit mit der Staatsanzeiger für Baden-Württemberg GmbH), o.J.
Landgraf, Eleonore: Ornamentierte Tonfliesen des Mittelalters in West- und Süddeutschland 1150-1500, Masch. geschriebene Dissertation, Tübingen 1958
Landgraf, Eleonore: Ornamentierte Bodenfliesen des Mittelalters in Süd- und Westdeutschland 1150-1550 (Forschungen und Berichte der Archäologie des Mittelalters in Baden Württemberg, Bd. 14/1-3), Stuttgart 1993
Neuscheler, Eduard: Die Cisterzienser-Abtei Bebenhausen -Ein Gang durch ihre Geschichte und Räume, Stuttgart 1877
Paulus, Eduard, unter Mitwirkung von Prof. Dr. Heinrich Leibnitz und Forstrath F.A. Tscherning: Die Cisterzienser-Abtei Bebenhausen, Stuttgart 1886
Schwitalla, Ursula: Varietas pavimentorum - Die mittelalterlichen ornamentierten Bodenfliesen der Zisterzienserabtei Bebenhausen, Tübingen 1998
Schneider, Ambrosius (Hg.): Die Cistercienser -Geschichte, Geist, Kunst, Köln 1977
Scholkmann, Barbara: Archäologische Forschungen in Bebenhausen. in: Bebenhausen im Schönbuch, 900 Jahre Zisterzienser, Sonderheft Bebenhausen des Magazins Schlösser Baden-Württemberg, Stuttgart 1998
Setzler, Wilfried, Quarthal, Franz (Hg.): Das Zisterzienserkloster Bebenhausen. Beiträge zur Archäologie, Geschichte und Architektur (Beiträge zur Tübinger Geschichte 6), Stuttgart 1995
Sydow, Jürgen (Bearb): Die Zisterzienserabtei Bebenhausen, Berlin/New York 1984 (=Germania Sacra. Neue Folge 16. Die Bistümer der Kirchenprovinz Mainz: Das Bistum Konstanz.2)
Unterkircher, Franz (Kommentar): Reiner Musterbuch, Faksimile-Ausgabe im Originalformat des Musterbuches aus Codex Vindobonensis 507 der Österreichischen Nationalbibliothek, Graz 1979