De pracht van de Azulejos in het klooster van São Vicente de Fora in Lissabon
Deel 2: 'Galeria dos Patriarcas'

Deze publicatie toont Azulejo-schilderijen in de 'Galeria dos Patriarcas'.
De azulejos werden tussen 1730 en 1750 in Lissabon gemaakt. Ze worden toegeschreven aan het atelier van Valentim de Almeida. De Azulejo-schilderijen tonen scènes uit het leven van David.
David was koning van Juda volgens Boek 1 en 2 van Samuël in het Oude Testament van de Bijbel als Sauls opvolger, ook van Israël. Er wordt gezegd dat David ongeveer 1000 voor Christus heeft geleefd en wordt beschouwd als de auteur van talloze psalmen.


 01

 

Portretten van patriarchen van Lissabon hangen boven de azulejotableaus. Deze schilderijen gaven de gebogen gangen op de eerste verdieping de naam 'Galeria dos Patriarcas'.

 

 02

Samuël zalft David
1
Samuël 16:10-13 „10 Alzo liet Isai zijn zeven zonen voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch Samuël zeide tot Isai: De HEERE heeft dezen niet verkoren. 11 Voorts zeide Samuël tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: De kleinste is nog overig, en zie, hij weidt de schapen. Samuël nu zeide tot Isai: Zend heen en laat hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten, totdat hij hier zal gekomen zijn. 12 Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig, mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en de HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het. 13 Toen nam Samuël den oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond Samuël op, en hij ging naar Rama.“

 

 03

David met zijn vader Isaï en de boodschappers van Saul

 

 04

Saul's boodschappers bezoeken Isaï
1
Samuël 16:19Saul stuurde boodschappers naar Isaï met het bevel: "Haal je zoon David bij de schapen vandaan en laat hem hier komen.“

 

 05

David op weg naar Saul
1
Samuël 16:20Toen stuurde Isaï zijn zoon David met een ezel, een brood, een zak wijn en een jong geitje naar Saul.“

 

 06

De ezel wordt geladen met brood, zoals beschreven in 1 Samuël 16:20.

 

 07

Op het Azulejotableau zie je een jonge vrouw met een wijnkan en een geit vastgebonden aan de ezel waarop David rijdt. Een boodschapper rent vooruit.

 

 08

David staat voor Saul
1
Samuël 16:21-22 „21 Zo kwam David bij Saul en werd zijn dienaar. Saul mocht hem erg graag en liet hem zijn schildknaap worden. 22 En Saul stuurde Isaï de boodschap: "Ik wil David graag bij mij in dienst houden, want ik mag hem graag.

 

 09

David verlaat de kudde schapen en haast zich naar het wagenkasteel van de Israëlieten
1 Samuël 17:15David diende Saul, maar was teruggegaan naar Betlehem om de schapen van zijn vader te hoeden.“

 

 10

David zorgt voor de kudde schapen van zijn vader in Bethlehem
1
Samuël 17:15-19 „15 David diende Saul, maar was teruggegaan naar Betlehem om de schapen van zijn vader te hoeden. 16 Elke ochtend en elke avond kwam de Filistijn Goliat naar voren en daagde het leger van Israël uit. Dat deed hij 40 dagen lang. 17 Isaï zei tegen zijn zoon David: "Ga snel naar je broers in het legerkamp en breng ze geroosterd graan en tien broden. 18 En geef deze tien kazen aan hun aanvoerder. Ga kijken of het goed gaat met je broers. Breng iets van hen mee waaraan ik kan zien dat ze nog leven. 19 Want Saul en alle Israëlieten zijn in het Eikendal in gevecht met de Filistijnen.

 

 11

David laat zijn vaders kudde schapen over aan een herder
1
Samuël 17:20 „David stond 's morgens vroeg op en liet de schapen achter bij een herder. Hij laadde het eten op een ezel en ging op weg, zoals Isaï hem gezegd had. Toen hij bij het kamp kwam, hief het leger juist de strijdkreet aan om zich te gaan opstellen.

 

 12

David nodigt Saul uit voor een duel met Goliat
1 Samuël 17:32-37 „32 David zei tegen Saul: "Laat niemand de moed verliezen door die Filistijn. Ik zal met hem vechten." 33 Maar Saul zei tegen David: "Dat kun je niet. Je bent veel te jong. En híj vecht al van jongs af aan." 34 Maar David zei tegen Saul: "Ik ben gewend om voor mijn vader de schapen te hoeden. Soms roofde een leeuw of beer een schaap uit de kudde. 35 Dan liep ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het dier uit zijn bek. En als de leeuw mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn manen en doodde hem. 36 Ik heb leeuwen en beren verslagen. Met deze ongelovige Filistijn zal het net zo aflopen. Want hij heeft het leger van de levende God uitgedaagd. 37 De Heer heeft mij gered van de klauwen van leeuwen en beren. Hij zal mij ook redden uit de handen van deze Filistijn." Toen zei Saul: "Ga dan maar. De Heer zal met je zijn.“

 

 13

David vecht met een leeuw

 

 14

David beschermt de kudde van zijn vader tegen leeuwen en beren

 

 15

David staat in een duel tegenover de Filistijnse Goliat

 

 16

David pakt een steen en slingert die weg
1 Samuël 17:48-50 „48Toen zette de Filistijn de aanval in en kwam op David af. David rende naar hem toe. 49 Hij stak zijn hand in de tas, pakte er een steen uit en slingerde die weg. En hij raakte de Filistijn tegen zijn voorhoofd. De steen drong in zijn voorhoofd en de Filistijn viel voorover op de grond. 50 Zo versloeg David de Filistijn met een slinger en een steen. Hij versloeg de Filistijn en doodde hem. David had zelf geen zwaard bij zich.“

 

 17

David verslaat de Filistijnse Goliat in een duel

 

 18

David met het hoofd van de Filistijn
1 Samuël 17:51 „Daarom rende hij naar de gevallen Filistijn en greep het zwaard van de reus. Hij trok het uit de schede en sloeg hem het hoofd af.“

 19

Prentvoorbeeld voor het Azulejo-tableau
Gravure uit
Historiae celebriores Veteris Testamenti iconibus repraesentatae et ad excitandas bonas meditationes selectis Epigrammatibus exornatae, Christophero Weigelio, Noriberge.
Helaas is dit slechts één blad van het boek sjabloon voor een azulejo-tableau in de gangen van de 'Galeria dos Patriarcas'.

 20

Titelpagina van het boek
Historiae celebriores Veteris Testamenti iconibus repraesentatae et ad excitandas bonas meditationes selectis Epigrammatibus exornatae, Christophero Weigelio, Noriberge
(Christoph Weigel, Neurenberg 1708).
Volume 44 x 30 cm, met twee koperen titels en 251 koperen platen (151 AT, 100 NT) van Christoph Weigel naar Jan en Caspar Luyken, Franz Anton Meloni, Paul Decker u. a.

 21

De Filistijnen vluchten
1
Samuël 17:51-53 „51 Daarom rende hij naar de gevallen Filistijn en greep het zwaard van de reus. Hij trok het uit de schede en sloeg hem het hoofd af. Toen de Filistijnen zagen dat hun held dood was, sloegen ze op de vlucht. 52 De mannen van Israël en Juda sprongen juichend op en achtervolgden hen tot aan het dal bij Ekron. Overal op de weg naar Saäraïm lagen gewonde Filistijnen, tot aan Gat en Ekron toe. 53 Daarna kwamen de Israëlieten terug en plunderden het kamp..“

 

 22

De mannen van Israël en Juda vervolgen de vluchtende Filistijnen

 

 23

David brengt het hoofd van Goliat naar Jeruzalem
1 Samuël 17:54-57 „54 David nam het hoofd van de Filistijn mee en bracht het naar Jeruzalem. Maar de wapens van de reus legde hij in zijn tent. 55 Saul had gezien hoe David naar de Filistijn ging. Hij vroeg zijn legeraanvoerder Abner: "Abner, wie is de vader van die jongen?" Abner antwoordde: "Ik zweer, mijn heer de koning, dat ik het niet weet." 56 De koning zei: "Zoek uit wie zijn vader is." 57 Zodra David terugkwam van het verslaan van de Filistijn, nam Abner hem mee naar Saul. David hield het hoofd van de Filistijn in zijn hand.“

 

 24

David met Abner, de veldkapitein van Saul

 

 25

David staat tegenover Saul
1 Samuël 17:58 „58 Saul vroeg hem: "Wie is je vader?" David antwoordde: "Ik ben een zoon van Isaï uit Betlehem.“

 

 26

David met het hoofd en zwaard van de Filistijnse Goliat

 

 27

Vrouwen vieren de overwinning van David
1 Samuël 18:5-9 „5 David streed voortaan mee in het leger van Saul. Daarbij was hij wijs en verstandig. Daarom maakte Saul hem aanvoerder van het leger. Het hele volk en alle dienaren van Saul mochten hem graag. 6 Toen David de Filistijn had verslagen, ging het leger van Israël terug naar huis. De vrouwen uit alle steden van Israël kwamen koning Saul met allerlei muziekinstrumenten dansend en zingend tegemoet. 7 De dansende vrouwen zongen: "Saul heeft duizenden verslagen, maar David tienduizenden!" 8 Toen werd Saul woedend. Het lied beviel hem helemaal niet en hij dacht: 'Ze geven David de tienduizenden en mij maar de duizenden. Straks wordt hij ook nog koning!' 9 Vanaf die dag vertrouwde Saul David niet meer en hield hij hem in de gaten.“

 

 28

Saul gooid zijn speer naar David
1
Samuël 18:10-13 „10 De volgende ochtend had Saul weer last van de duivelse geest. Hij ging als een razende tekeer. David speelde zoals elke dag voor hem op zijn harp. Saul had zijn speer in de hand. 11 Plotseling gooide hij zijn speer naar David, om hem aan de muur te spietsen. Tot twee keer toe wist David de speer te ontwijken. 12 Saul werd bang voor David. Want de Heer was met David, maar bij Saul was Hij weggegaan. 13 Daarom wilde hij David niet meer in zijn buurt hebben. Hij maakte hem legeraanvoerder over duizend mannen. Aan het hoofd van dat leger trok David erop uit en aan het hoofd van dat leger kwam hij ook weer terug.“

 29

David ontsnapt

 

 30

David onder de oudsten
1
Samuël 18:14-16 „14 Hij was wijs en verstandig bij alles wat hij deed. En de Heer was met hem. 15 Toen Saul zag dat David zoveel succes had, werd hij nog banger voor hem. 16 Maar alle Israëlieten hielden van David. Want uit elke strijd kwam hij als overwinnaar aan het hoofd van het leger terug.“

 

 31

David vlucht uit zijn huis
1 Samuël 19:11-17 „11 Toen stuurde Saul soldaten naar Davids huis. Ze moesten daar de wacht houden en hem 's morgens doden als hij naar buiten kwam. Maar Michal, de vrouw van David, zei tegen David: "Als je vannacht niet vlucht, zul je morgen worden gedood." 12 En ze liet hem door een raam naar beneden zakken. Hij vluchtte en ontsnapte. 13 Toen legde Michal een godenbeeld op het bed, sloeg er een deken overheen en legde een vacht van geitenhaar op het hoofd ervan. 14 Saul stuurde de mannen om David te halen. Maar Michal zei: "Hij is ziek." 15 Toen beval Saul de mannen om naar David te gaan kijken en zei: "Breng hem met bed en al hier. Dan kan ik hem doden." 16 Toen ze binnenkwamen, ontdekten ze dat op het bed een godenbeeld lag met een vacht van geitenhaar op het hoofd. 17 Saul zei tegen Michal: "Waarom heb je me bedrogen? Je hebt mijn vijand helpen vluchten! Nu is hij ontsnapt!" Maar ze antwoordde: "Hij zei tegen mij: 'Help me ontsnappen, anders dood ik je.“

 

 32

Michal, de vrouw van David, misleidt de boodschappers van Saul

 

 33

Jonatan en David bevestigen hun vriendschap

 

 34

Jonathan sluit een verbond met het huis van David
1 Samuël 20:11-18 „11 Jonatan antwoordde: "Kom mee naar buiten, het veld in." Ze liepen samen het veld in. 12 Daar antwoordde Jonatan: "Ik zweer bij de Heer, de God van Israël: morgen of overmorgen zal ik rond deze tijd naar mijn vader gaan. Dan zal ik bij hem uitzoeken, hoe hij over je denkt. Als ik een goed bericht voor je heb, zal ik je een boodschap sturen en het je in het geheim laten weten. 13 De Heer mag mij straffen als ik me niet houd aan wat ik zeg. Als mijn vader van plan is je te doden, zal ik het je laten weten. Ik zal je laten gaan, zodat je veilig kan vertrekken. Ik wens je toe dat de Heer met je zal zijn, zoals Hij met mijn vader is geweest. 14 Ik weet dat jij met de Heer leeft. Daarom vertrouw ik er op dat je me niet zal doden als ik nog in leven ben als jij koning wordt. 15 En ook dat je goed zal zijn voor mijn kinderen wanneer de Heer al je vijanden heeft vernietigd." 16 Toen sloot Jonatan een verbond met David en zei: "Ik hoop dat de Heer over je vijanden zal oordelen." 17 En Jonatan liet David het opnieuw zweren. Want David was zijn allerbeste vriend en hij hield heel veel van hem. 18 Daarna zei Jonatan: "Morgen begint de nieuwe maand. Dan zal mijn vader je missen bij de feestmaaltijd, want je plaats zal leeg blijven.“

 

 35

De koning aan tafel voor de feestmaaltijd

 

 36

 

Jonatan waarschuwt David dat hij moet vluchten

1 Samuël 20:24-29 „24 Op de eerste dag van de nieuwe maand ging de koning aan tafel voor de feestmaaltijd. 25 Hij ging op zijn vaste plek zitten, bij de muur. Jonatan zat tegenover hem, Abner ging naast Saul zitten, maar de plaats van David bleef leeg. 26 Maar Saul zei er die dag niets van. Want hij dacht: 'Er zal iets met hem gebeurd zijn. Hij is misschien niet rein en mag dus van de wet niet aan de maaltijd meedoen. Dat zal het wel zijn.' 27 Maar toen op de tweede dag van het feest Davids plaats weer leeg bleef, vroeg Saul aan Jonatan: "Waarom heeft de zoon van Isaï gisteren en ook vandaag niet met de maaltijd meegedaan?" 28 Jonatan antwoordde: "David heeft mij dringend gevraagd om naar Betlehem te mogen gaan. 29 Hij zei: 'Laat mij alsjeblieft naar Betlehem gaan, want we hebben een offerfeest voor onze familie in de stad. Mijn broer heeft me gevraagd om ook te komen. Mag ik alsjeblieft vertrekken om mijn broers te bezoeken?' Daarom is hij niet bij u aan tafel.“

 

 37

Woedend gooit Saul zijn speer naar Jonatan
1 Samuël 20:30-34 „30 Toen werd Saul woedend op Jonatan en hij zei tegen hem: "Waardeloze zoon dat je bent! Ik wist wel dat jij de kant hebt gekozen van de zoon van Isaï! Je zet jezelf en je moeder te schande! 31 Geloof me: zolang de zoon van Isaï op de aardbodem rondloopt, zul jij niet zeker zijn van je leven en van je koningschap. Laat hem halen, want hij moet sterven!" 32 Maar Jonatan antwoordde zijn vader: "Waarom zou u hem doden? Wat heeft hij dan gedaan?" 33 Woedend gooide Saul zijn speer naar hem, om hem te doden. Toen wist Jonatan dat zijn vader vastbesloten was om David te doden. 34 Woedend stond Jonatan van tafel op. Op die tweede dag van de nieuwe maand at hij niets, want hij was er bedroefd over dat zijn vader David zó behandelde.“

 

 38

David krijgt de kans om Saul te doden in de grot
1 Samuël 24:1-7 „1 David vertrok daar en woonde in de berggrotten van En-Gedi. 2 Toen Saul terugkwam van de strijd tegen de Filistijnen, werd tegen hem gezegd: 'David is in de En-Gedi-woestijn.' 3 Toen ging Saul David en zijn mannen zoeken bij de Steenbok-rotsen. Hij nam 3000 van de beste soldaten uit Israël met zich mee. 4 Ze kwamen bij de stallen voor de schapen die daar langs de weg staan. Daar ging Saul een grot in, omdat hij naar de wc moest. Maar David en zijn mannen zaten achterin die grot. 5 Toen zeiden Davids mannen tegen hem: "Vandaag geeft de Heer je vijand in je macht. Dit is je kans om hem te doden!" David stond op en sneed stilletjes een punt van Sauls mantel af, zonder dat Saul het merkte. 6 Davids hart bonsde hevig toen hij de punt had afgesneden. 7 Hij zei tegen zijn mannen: "Dat nooit! Ik zal nooit mijn koning doden. Hij is door de Heer Zelf tot koning gezalfd!“

 

 39

Kijk, ik heb de punt van uw mantel in mijn hand
1 Samuël 24:8-12 „8 Met die woorden hield David zijn mannen tegen toen ze Saul wilden overvallen. Saul was intussen opgestaan. Hij verliet de grot en vertrok. 9 Daarna stond David ook op, liep de grot uit en riep Saul na: "Mijn heer de koning!" Saul keek om. David knielde op de grond en boog zich diep. 10 Toen zei hij tegen Saul: "Waarom gelooft u de praatjes van de mensen die zeggen dat ik u wil doden? 11 Vandaag kunt u met eigen ogen zien dat het niet waar is. De Heer had u daarnet in de grot in mijn macht gegeven. Mijn mannen wilden u doden, maar ik hield hen tegen. Ik zei: 'Ik zal mijn heer niet doden, want hij is door de Heer gezalfd.' 12 Kijk, vader, ik heb de punt van uw mantel in mijn hand. Ik heb die van uw mantel afgesneden, zonder u te doden. Daaraan kunt u duidelijk zien dat ik u geen kwaad wil doen. Ik ben niet tegen u in opstand gekomen. Ik heb u niets gedaan. Maar toch probeert u mij te doden.“

 

 40

David mag niet mee in de strijd tegen Israël
1 Samuël 29:5-11 „5 Dit is toch dezelfde David van wie ze gezongen hebben: 'Saul heeft duizenden verslagen, maar David tienduizenden?' " 6 Toen riep Achis David bij zich. Hij zei tegen hem: "Ik zweer bij de Heer dat ik je helemaal vertrouw. Van mij zou je met mijn leger mee mogen in de strijd. Want ik heb niets slechts over je gehoord sinds de dag dat je bij mij bent gekomen. Maar de aanvoerders vertrouwen je niet. Ze willen niet dat je meegaat. 7 Ga dus rustig terug en doe niets wat hen kwaad kan maken." 8 Maar David zei tegen Achis: "Wat heb ik u gedaan? U heeft toch niets op mij aan te merken gehad sinds ik bij u in dienst ben gekomen? Waarom mag ik dan nu niet mee om te strijden tegen uw vijanden, mijn heer de koning?" 9 Achis antwoordde: "Ik weet het. Ik vertrouw je ook helemaal en je bent voor mij als iemand die door God is gestuurd. Maar mijn aanvoerders willen niet dat je meegaat. 10 Vertrek daarom morgenochtend met je mannen zodra het licht begint te worden." 11 Toen vertrok David met zijn mannen de volgende ochtend vroeg en ging terug naar het land van de Filistijnen. En de Filistijnen trokken op naar Israël.“

 

 41

De Amalekieten plunderen Ziklag
1
Samuël 30:1-6 1 Drie dagen later kwam David met zijn mannen in Ziklag aan. Ze ontdekten dat de Amalekieten het Zuiderland hadden aangevallen. Ze hadden Ziklag veroverd en in brand gestoken. 2 Alle vrouwen, jong en oud, hadden ze gevangen genomen. Ze hadden niemand gedood. Daarna waren ze weer vertrokken. 3 David kwam met zijn mannen bij de stad en zag dat die in brand gestoken was. Al hun vrouwen, zonen en dochters waren gevangen meegenomen. 4 David en de mannen die bij hem waren, huilden tot ze geen tranen meer over hadden. 5 Ook de twee vrouwen van David waren gevangen genomen: Ahinoam uit Jizreël, en Abigaïl, de weduwe van Nabal uit Karmel. 6 De mannen waren woedend op David en wilden hem met stenen doodgooien. Ze vonden dat het zijn schuld was dat ze hun zonen en dochters kwijt waren. David werd erg bang, maar hij vertrouwde op zijn Heer God.“

 

 42

David staat met zijn mannen voor de brandende stad Ziklag

 

 43

Ze vinden in het veld een Egyptenaar
1
Samuël 30:11-15 11 Ze vonden in het veld een Egyptenaar en brachten hem bij David.
Ze gaven hem brood en water.
12 Ook kreeg hij wat vijgen en twee rozijnenkoeken. Toenhij gegeten had, voelde hij zich beter. Want hij had al drie dagen niets gegeten of gedronken. 13 David vroeg hem: "Van wie ben je en waar kom je vandaan?" De Egyptische jongen antwoordde: "Ik ben de slaaf van een Amalekiet. Mijn heer heeft mij drie dagen geleden achtergelaten omdat ik ziek werd. 14 We hadden het gebied van de Keretieten aangevallen. Ook het gebied van de stam van Juda en het gebied van de familie van Kaleb. En we hebben Ziklag in brand gestoken." 15 David vroeg hem: "Zou je mij naar deze bende kunnen brengen?" Hij zei: "Zweert u mij bij God dat u mij niet zal doden en mij niet aan mijn heer zal uitleveren? Dan zal ik u naar die bende brengen.“

 

 44

Zweert u mij bij God dat u mij niet zal doden en mij niet aan mijn heer zal uitleveren

 

 45

David gaat met zijn mannen tegen de Amelekieten vechten
1
Samuël 30:16 „Hij bracht hem erheen. Hun tenten stonden over een groot gebied verspreid. Ze waren aan het eten, drinken en feestvieren, omdat ze zo'n grote buit hadden veroverd uit het land van de Filistijnen en uit het gebied van de stam van Juda.“

 

 46

David herovert de buit van de Amalekieten
1
Samuël 30:17-20 17 David viel hen aan en doodde hen van de ochtend tot aan de avond van de volgende dag. Niemand ontkwam. Alleen een groep van 400 jongemannen wist te ontsnappen op kamelen. 18 Zo bevrijdde David alle mensen die door de Amalekieten waren meegenomen. Ook zijn twee vrouwen bevrijdde hij. 19 De mannen misten niemand. Alle vrouwen, zonen en dochters waren er. Ook ontbrak er niets van de buit. Ze brachten alles terug naar Ziklag. 20 Ook namen ze de schapen, geiten en koeien mee. Ze dreven al het vee voor zich uit en zeiden: "Dit is Davids buit.“

 

 47

De verdeling van de buit
1
Samuël 30:23-25 23 Maar David zei: "Dat doen we niet, vrienden! Want de Heer heeft ons deze buit geven. Hij heeft ons beschermd. Hij heeft de bende die ons had overvallen, in onze macht gegeven. 24 Niemand zal het met jullie eens zijn. Nee, de mannen die bij de spullen zijn achtergebleven, krijgen evenveel van de buit als de mannen die meegevochten hebben. Alles wordt eerlijk verdeeld." 25 Sindsdien is het een gewoonte in Israël om op die manier de buit te verdelen.

 

 48

Terugkijkend op de 'Galeria dos Patriarcas'

 

Photos
Maria Catarina Antunes De Macedo 01-47
Herbert van den Berge 48
Beeldbewerking door de auteur

 

Dankzegging
Ik wil Maria Catarina Antunes De Macedo bedanken voor haar fotografische werk en attributies van de Azulejotableaus aan passages uit het Oude Testament.

Ik dank Herbert van den Berge voor de foto van de ‘Galeria dos Patriarcas’
en mijn zoon Norbert voor het bewerken en publiceren van het rapport.

Jan Pluis wil ik bedanken voor het proeflezen van deze publicatie.

 

Let ook op mijn publicatie:

Die Pracht der Azulejos im Kloster São Vicente de Fora in Lissabon
Teil 1: Kreuzgang

www.geschichte-der-fliese.de/svdf.html