|
|
Kinderspeltegels in de collectie van het Museum Rotterdam
|
|
Kunsthistorisches Institut Wien, Inv.-Nr.1017
Kinderspelen is een schilderij uit 1560 van de Vlaamse schilder Pieter Bruegel de Oude. Het genrestuk, waarop meer dan tachtig verschillende kinderspelletjes te zien zijn, vormde waarschijnlijk een reeks met De strijd tussen Vasten en Vastenavond en De spreekwoorden, andere 'wemelbeelden' waarmee het eenzelfde formaat deelt. Het wordt gezien als een conversatiestuk dat via herkenbare ervaringen een geleerd gesprek op gang kon brengen. Het diende ook als morele spiegel, niet om de kinderlijke onschuld tot voorbeeld te stellen, maar eerder als bevraging of de volwassen kijkers hun tijd wel nuttiger doorbrachten.
Het schilderij biedt de hedendaagse toeschouwer een schat aan grotendeels verloren gegane informatie over spelletjes en vormen van vermaak waaraan Europese kinderen in de 16e eeuw plezier beleefden. Er worden meer dan tachtig verschillende kinderspelletjes getoond die vroeger in de Lage Landen werden gespeeld. Ze vinden plaats op een plein in een stad aan een rivier. We zien bijna 230 kinderfiguren. (Wikipedia).
Rijksmuseum Amsterdam invnr. RP-OB-73.798
Salomon Rogiers, naar Nicolaes de Bruyn, naar Maerten de Vos, 1618-1635
Gezicht op een stadsplein waar kinderen diverse spellen spelen, zoals keislingeren, hoepelen, tollen, bok-sta-vast en op stelten lopen.
Kinderprent (KOG-prent), houtsneden, Kon. Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam.
|
Spelen met de bal
Een jongen gooit de bal omhoog of tegen een muur en moet deze zelf weer opvangen. |
13263 |
13341 |
|
Kaetsen met de bal
Twee jongens werpen de bal naar elkaar toe. |
13414 |
13510 |
Bellen blazen (schelp + rietje)
De zeepbel is een bolvormig vlies, bestaande uit een oplossing van zeep in water, gevuld met lucht.
Zeepbellen komen ook voor in de schilderkunst. Bij meerdere vanitasschilderijen kunnen zeepbellen teruggevonden worden.
Een bekende uitspraak van Erasmus die hiermee gepaard gaat is dan ook "Homo bulla est" (de mens is een zeepbel).
9149 |
13403 |
|
Beugelen is een spel waarbij een bol met een houten schop of sleger in beweging gebracht wordt. Het is de bedoeling om de bol door de ring in het midden van de baan te laten rollen.
Het is een van de oudste balspeelen van Nederland. |
5920 |
9150
|
|
|
Blaaspijp
Er werd geschoten met bijv. erwten en knikkers.
Het schietdoel kan ook een paaltje zijn. |
9158 |
13540 |
Detail uit ‚Gezicht op een stadsplein‘.spelen.‘
|
Bok-sta-vast is een zeer verbreid spel.
Het wordt gespeeld met drie of meer jongens (soms ook door meisjes), waarvan een kind ‚bok‘ staat. Een van de andere kinderen springt op de bok en stelt dan een vraag. Waarbij met een hand een voorwerp wordt uitgebeeld. Raadt de bok het juiste antwoord, dan is de springer af en wordt de bok waarna het spel zich herhaalt. |
968
|
|
Boogschieten
De jongens schieten met pijl en boog om het verst, om het hoogst of op een bepaald doel. Veelal werd ook geschoten op een houten vogel met losse vleugels, die op een hoge paal was geplaatst. De bedoeling is de vogel van zijn hoge post te schieten.
|
|
9154 |
1305 |
|
13548 |
13554 |
|
13501 |
Dansen
Wezenlijk voor elke vorm van spelen is dat het in de kern draait om plezier, dat kinderen op kunnen gaan in een spel en dat het vrijwillig is, zonder opdracht of verplichting. Tegelijk is dat spelen zeer waardevol voor de persoonlijke en sociale ontwikkeling van het kind. Bij het spel kan het kind op een speelse manier lichamelijke, motorische probleemoplossende vaardigheden ontwikkelen; het spelen stimuleert taalontwikkeling; het vergroot het inlevingsvermogen; en sommige spelen helpen het kind om zich een voorstelling te maken van mogelijke activiteiten later als volwassene. |
|
Driekoningen
In sommige delen van Nederland lopen kinderen de avond voor Driekoningen in groepjes van drie verkleed met een kroon langs de deuren; een van hen heeft een zwart gemaakt gezicht. Ze dragen daarbij een ster en zingen.
Als beloning voor het zingen krijgen ze eten, snoepgoed en geld. |
9163
|
13269 |
|
13378 |
13397 |
|
Haasje-over,
een spel waarbij men op beide handen steunend op een voorwerp of spelgenoot over dit voorwerp of deze speelgenoot heenspringt waarbij de benen aan weerszijden dit voorwerp passeren. Maar ook komt het voor dat de bok in de springrichtung staat.
|
13400 |
13443 |
13522
|
13523
|
|
Hinkelen is een speelse manier van springend lopen op één bben.
Kinderen kunnen hinkelen zodra ze ongeveer vier jaar zijn.
Dit wordt gerekend tot het kinderspel. Kinderen leren spelenderwijs hinkelen op een hinkelbaan. |
5024 |
13359
13509 |
|
|
Hoepelen / Reeepen
De speelgoedhoepel kan eenvoudigweg een hoepel van een bier-of karnton zijn geweest, of speciaal hiervoor zijn vervaardigd; het materiaal is ijzer of hout, plat of rond. De hoepel werd met de hand voortgedreven of meestal met een kort stokje, waarmee ook kon worden bijgestuurd.
|
5017 |
13325 |
13342 |
13373 |
13381 |
|
|
Kegelen
De 9 kegels worden in een vierkant van 3 x 3 kegels opgesteld, waarbij de langste (de kapitein of koning) in het midden staat.
De kegels moeten niet te dicht op elkaar staan opdat bij een slechte worp de bal er tussen door kan rollen. |
5015 |
9141 |
13266 |
13542 |
|
De keislinger bestaat uit een ovaal stukje leer (ongeveer 4 bij 8 cm) met in het midden een sneetje en aan de beide uiteinden een gaatje voor de bevestiging van twee touwtjes. Aan het ene touwtje zit een lusje, dat om de pink wordt geschoven. Een steen wordt in het sneetje van het leer gedrukt, waarna het andere touwtje stevig in de hand wordt genomen.
De slinger wordt dan 3-4 keer boven het hoofd of vertikaal rondgedraaid,
het touwtje wordt losgelaten en de steen vliegt weg. Om een bepaald doel te raken, was wel enige berekening nodig. In het Oude Testament lezen we hoe David Goliath versloeg met een dergelijke keislinger (1 Sam. 17:40-51).
|
9146 |
9153 |
13328 |
13364 |
13370 |
13374 |
13375 |
13396 |
13541 |
|
Klootschieten is een werpsport waarbij jongens, veelal opgedeeld in twee teams, proberen een met lood verzwaarde kogel (de kloot) onderhands zo ver mogelijk te werpen. De eerstgenoemde speler van beide teams schieten na elkaar. Door hard en zuiver te schieten proberen zij de kloot zover mogelijk over de straat of de baan te laten rollen.
Vervolgens moet de tweede speler van het team, waarvan de kloot het minst ver is gekomen, schieten. Op de houtsnede zien we de speler een aanloop nemen. Terwijl een andere jongen met een stokje in de hand hem aanmoedigd tot een goede worp.
|
|
|
9349 |
13410 |
|
Knikkeren
Het knikkerspel is reeds zeer oud. In een kindergraf uit het vierde millennium voor Chr. te Nagada (Egypte) werden reeds stenen knikkers aangetroffen. In Nederland wordt nog steeds door de kinderen geknikkerd, echter niet meer zoveel als vroeger.
Een knikker is gewoonlijk van gebakken aarde of glas, maar ook komen knikkers van natuursteen (marmer, agaat) voor. De knikkers van aardewerk zijn vaak geglazuurd (tin- of zoutglazuur), de glazen knikkers hebben veelal fraaie kleuren. Het buitengewoon populaire knikkerspel kende tal van varianten. De knikkerspelen op tegels kunnen we in de volgende groepen indelen: bagorra, negenkuilen, „notenschieten", potje knikkeren, schreefje schieten en stuiken.
|
Knikkeren (negenkuilen)
De naam negenkuilen geeft al aan dat bij dit spel negen kuiltjes een rol spelen.
Deze kuiltjes zijm in een vierkant gegroepeerd van 3 x 3 kuiltjes. Het middelste kuiltje, de koemi geheten, is iets groter dan de ovrige; die op de hoekpunten gelegen kuiltjes worden stekers genoemd, de restere vier de trekkers. |
9144 |
15926 |
|
Knikkeren (notenschieten)
Notenschieten is een volksgebruik in de provincies Drenthe en Groningen rondom Pasen.
Bij het notenschieten is het zaak een reeks walnoten met een stalen of stenen kogel van een lijn af te schieten. Op een zo vlak mogelijke ondergrond, bij voorkeur hard zand, leem, beton of hout, wordt een zo recht mogelijke lijn getrokken met een lengte van zo'n drie à vier meter.
|
Met regelmatige tussenafstand (± 10 cm) worden daarop dwarslijntjes getrokken. Op elk kruis dat zo ontstaat wordt een walnoot geplaatst.
Het aantal noten waarmee wordt begonnen wordt ingelegd door de deelnemers. De deelnemers beginnen met een gelijk aantal noten of het aantal noten dat ze uit een vorig spel hebben overgehouden.
Wie geen noten meer heeft doet niet meer mee (of leent van anderen.)
De deelnemers gooien om beurten met een stenen of stalen kogel.
Ze staan hierbij achter een dwarslijn op enige afstand van het ene uiteinde van de hoofdlijn. De werper probeert zo veel mogelijk walnoten aan de achterkant van de lijn af te werpen, gerekend vanaf de werper.
Het spel is afgelopen als alle noten van de lijn zijn geworpen. |
9155 |
13332 13551 |
|
|
Knikkeren (stuiken)
Een jongen neemt een aantal knikkers in de hand, een tweede voegt er evenveel bij.
De eerste probeert de knikkers in een in de grond gemaakt kuiltje te gooien. Blijft een even aantal in het kuiltje liggen, dan heeft hij alles gewonnen; zo niet, dan heeftt de medespeler gewonnen. In plaats van een kuiltje in de grond, kan ook hert kuiltje in een hoed worden gebruikt. Juist deze laatste vorm treffen we op tegels aan. |
17289 |
171310 |
|
Kolven
Voor het kolven is veel ruimte nodig, bijv. het open veld of ’s winters op het ijs. In de 17e eeuw bestond het kolfveld uit een rechthoekig perk met twee paaltjes (staken).
Men speelde met een kolfstok voorzien van een houten voet en met een van haar vervaardigde bal. De bal werd op een ‘tuitje’ (hoopje zand) gelegd en daar af geslagen.
De bedoeling is de bal in zo weinig mogelijk slagen naar een bepaald punt (kolfpaal) te spelen. |
13165
|
13276
13311 |
|
13420
|
13422 |
|
|
Kop (op de kop staan)
Het kind kan letterlijk op het hoofd staan met de benen omhoog en een tijdje zo in evenwicht blijven. Iets moeilijker is het op de handen te staan of zelfs op de handen te lopen. Het op de kop staan kan ook een moment zijn tijdens het kopje duikelen. |
13363 |
13340
13365 |
|
13484 |
13555 |
|
|
Koten
Een koot (in gebruik als speelgoed) is een van de eerste kootbenen uit de poot van een koe. Koten was een veel gespeeld jongensspel, dat echter in de loop van de 19e eeuw is verdwenen. Bij het koten worden de termen stoof
(= stomp) of kui en schijt gehanteerd om de ligging van een koot aan te kunnen duiden. De stoofzijde van een koot is de bolle zijde, die wel werd voorzien van ingekraste merktekens (kruisje, enkele streepjes). De andere (holle) zijde werd schijt genoemd, omdat dit de achterzijde van de koot in de koepoot is.
De kunst was nu om ervoor te zorgen dat een koot na het gooien stoof (kuis) kwam te liggen. De versregels geven dit aan: „Stoof leid de Koot, je ziet het Chris, en weer dat 't spel gewonnen is."
Ook werd in de schijtzijde van de koot wel een gat geboord, dat met lood werd gevuld om de kans op stoof te vergroten.
|
5308 |
9140 |
9161 |
9268 |
13264 |
13334 (met een hoed voor het gezicht) |
13349 |
13356 (met een hoed voor het gezicht) |
13360 |
13362
|
13550 |
|
13390 |
Molentje
Een molentje is meestal gemaakt van papier of van dunne stukjes hout of metaal.
Het kindermolentje is al erg oud.
De 16e eeuwse molentjes bestaan vaak uit twee wieken (met aan de uiteinden een vierkante „lepel"), die bovenop een stok zijn gemonteerd; deze stok moest dan ook horizontaal worden gehouden om het molentje te doen draaien.
Naderhand ziet men vrijwel uitsluitend molentjes met 4 of 6 wieken die parallel aan de stok draaien en waarbij de stok dus vertikaal moet worden gehouden. |
Eerst in de 18e eeuw zien we op tegels een aantal kleine molentjes op enkele dwarslatjes van een stok gemonteerd.
De uitdrukking „met molentjes lopen" (niet goed wijs zijn) is aan dit spel ontleend. |
Muziek maken
(trompet en hoorn)
|
13315 |
13417 |
Muziek maken
(viool, zingen)
|
13141
|
|
Muziek maken
(trommelen)
|
9147
|
13351 |
|
13355
|
|
Nootmolentje
Een nootmolentje is gemaakt van een walnoot of okkennot, de vrucht van de gewone noteboom. De noot wordt in de lengterichting doorboord, waana er een houten asje wordt doorgestoken; dan wordt een touwtje aan de midden van het asje bevestigd en vervolgens door een gaatje aan de zijkant van de noot gehaald. Op het asjewordt een molentje van stro of papier gemaakt. Door nu aan het touwtje te trekken, gaat het molentje draaien, beurtelings links en rechts om.
|
13318 |
13376
|
|
Paardje spelen
Vele verschillende situaties, die in de praktijk voorkomen (draven, springen, steigeren hinniken) kunnen door de kinderen worden nagespeeld, hetgeen de charme van dit spel bepaalt. |
13538 |
Plassen
Op tegels tussen 1600 en 1900 kan men regelmatig ‘plassertjes’ en ‘kakkertjes’ aantreffen. Vooral in het water plassen geeft de jongen plezier en in het bijzonder als er ‘toevallig’ net een jongen voorbij zwemt.
|
5356 |
13507 |
|
|
Pluimbal
Een pluimbal bestaat uit een kurk, die met leer of stof is overtrokken,
met daar bovenop een kring van veren. De tee spelers hebben elk een palet (ovaal of rond houten plankje met handvat) of een raket (met draden bespannen raampje) en spelen daarmee elkar de pluimbal toe. |
13278 |
|
Polstokspringen
Een polstok is een stevige stok, die word gebruikt om ermee (bijv. om het verst) over een sloot te springen; hij is daarom onderaan meestal voorzien van een verdikking om wegzakken in de modder tegen te gaan.
Polstokspringen is nog steeds een geliefde sport op het platteland.
|
13366
|
13424 |
13504 |
Pop
De pop is in de speelgoedliteratuur het meest beschreven speelgoed. Er is geen speelgoedkollektie of de pop is er min of meer rijk vertegenwoordigd en er zijn heel wat verzamelaars die zich uitsluitend op poppen toeleggen.
Er zijn verschillende soorten poppen: wikkelkindpoppen, poppen met armen en benen, handpoppen en vingerpoppen. |
13371
|
Prentenstalletje
Op de KOG-prent kommt een houtsnede voor waarop twee kinderen voor een stalletje staan met vele verschillende prentjes.
In de kinderspelserie komen tegels voor die zijn geschilderd naar de voorloper van deze houtsneden. |
13415 |
Prentje prikken
Bij het prentje prikken of steken stak een kind met eenspeld tussen de blade#zijden van een gesloten boek van een ander kind, dat op willekeurige plaatsen prentjes had gelegd tussen de bladzijden van het boek (het prikkelboekje). Als een prentje was geprikt, mocht
dit door het kind worden behouden in ruil voor de speld.
Daarna vond het omgekeerde plaats met het boekje van de ander. |
13506
|
|
Schaatsen
Schaatsen is altijd voor jong en oud een groot vermaak. Het is dan ook veel afgebeeld op schilderijen, prenten en ook op tegels.
Bij het schaatsen gebruikte men een bezem, stok of pikhaak om elkaar vast te houden. |
13291 |
13400
|
13429
|
|
Schommelen /Touteren
De schommel is de eeuwen door tot in onze tijd een geliefd speelinstrument geweest,
hoewel er is de vorige eeuw in alle toonaarden werd gewezen op het gevaar dat bij schommelen aanwezig was. |
5026 |
9279 |
13329 |
13353 |
13435 |
13533 |
|
Sleetjerijden
werd vooral gedaan op het ijs of in de sneeuw, maar vond ook wel plaats op land of over straat.
Op de tegels treffen we een drietal types sleden aan: duwslee, prikslee en trekslee.
Hiervan is de duwslee, waarin enkele kinderen konden plaatsnemen, wel de grootste. Ook werd de duwslee gebruikt voor het vervoeren van goederen.
De prikslee is bedoeld voor één kind, dat zich met behulp van twee prikstokken kan voortbewegen.
De trekslee kan worden getrokken door een bok of natuurlijk ook door een andere jongen. |
5022 |
5025 |
5159 |
13394 |
13398 |
13447 |
13531 |
13537 |
|
Snorrebot
Een snorrebot is een muziekinstruement dat sinds de oudheid al gebruikt wordt.
Een snorrebot of snorhout bestaat uit een dun plaatje van hout of bot dat aan een koord rondgeslingerd wordt.
Door luchtwervelingen gaat het plaatje om zijn as tollen waarbij het een zoemend of snorrend geluid voortbrengt. Hiermee is ook de naamgeving verklaard.
De toonhoogte varieert met de snelheid waarmee het snorrebot wordt rondgeslingerd.
9261 |
13430 |
|
Steltlopen
Voor de jeugd betekent het steltlopen een uitdaging: het overwinnen van de moeilijkheid zich al gaande in evenwicht te houden. Zodra deze techniek wordt beheerst, kunnen kinderen verschillende ‘spelletjes’ op stelten proberen uit te voeren. |
9148 |
9234 |
13384 |
13387 |
13393 |
13539 |
Stokpaardje
|
5021 |
9145 |
|
13367 |
13380 |
|
Tiepelen
Het spel tiepelen is al van oude datum en was zeer verbreid. Het is een jongensspel (tenminste 8 à 9 jaar), doch werd ook door mannen beoefend. Het kende tal van namen: in het Nederlandse taalgebied al meer dan 70, hetgeen wel iets zegt van de populariteit van het spel.
|
Tiepelen is de benaming in het noorden van Nederland land, pinkelen in het midden en westen.
Het wegslaan van de tiepel vond op een aantal manieren plaats.
Nadat de tiepel is weggeslagen, moet deze door de tegenpartij worden gevangen, hetgeen punten oplevert: met de hoed of pet bijv. 5 punten, met twee handen 10 punten, met één hand 20 punten, met de mond 50 punten.
|
9364 |
13409 |
|
Tiepelen /Klinckaert
Bij klinckaert wordt een stok ongeveer onder een hoek van 45° in de grond gestoken. Aan de bovenkant daarvan wordt een vierkant stokje van ca. 10 cm gelegd.
Op de zijden van dit stokje staan waarde-aanduidingen van 100, 50, 25 en niets (soms 10 of 5). Dit stokje wordt met een slaghout van de schuin geplante stock afgeslagen. De waarde-aanduiding die boven komt te liggen, geldt.
Bij de afbeelding van klinckaert van de KOG-prent staat echter nog een jongen met een hoed, als ware het om het weggeslagen stokje daarin op te vangen. |
|
9165 |
13272 |
13277 |
13354 |
13518 |
13530 |
|
Tollen is door alle eeuwen heen over de gehele wereld gespeeld
De oudst bekende tollen zijn van aardewerk (bijv. uit Ur, ca. 3500 v. Chr.). Gewoonlijk zijn tollen van een harde houtsoort gemaakt. Meestal werden ze gekleurd; ook werden er wel concentrische cirkels op geschilderd of geelkoperen kopspijkers boven in geslagen. Er komen ook tollen voor die gegroefd zijn om het touw dat er omheen wordt gewonden, beter te kunnen vasthouden.
|
De drijftol is de oudste vorm van de tol en is in vele uitvoeringen bekend, waarbij de paddestoelvorm het bekendst is. De zweep waarmee de tol draaiende moet worden gehouden, heeft een of meer touwtjes of koordjes.
Er zijn verschillende manieren om een tol aan het draaien te krijgen: vanuit de hand (met of zonder het zweeptouw rond de tol gewonden), dan wel vanuit een hoopje aarde of vanonder de schoen of klomp vandaan, waarbij het zweeptouw enkele slagen om de tol is gedraaid.
De priktol heeft een peerform. Bij een priktol behoort een touwtje zonder stokje. Het touwtje wordt om de tol gewonden en vervolgens wordt de tol met een forse zwaai naar de grond geworpen, waarbij het touwtje word vastgehouden en naar achteren getrokken. |
13287 |
13383 |
13413 |
13543 |
Stadsarchief Rotterdam
invnr. 1976-3195-60 |
15925 |
* De positie van de jongen rechts is op de tegel 15543 anders dan op de tekening in het Rotterdamsch modellenboek voor tegels in het Stadsarchief Rotterdam.
|
Touwtjespringen is een kinderspel dat ook als sport beoefend kan worden.
Het kan alleen gespeeld worden, met twee of drie personen, of met een grote groep.
Alleen touwtjespringen gebeurt met een touw van ongeveer 2 meter lang.
Het springende heeft in elk van beide handen een uiteinde, dat rond wordt gedraaid.
|
Zodra het touw de grond raakt, moet er omhoog gesprongen zijn zodat het touw kan doordraaien. Er kan met twee voeten tegelijk gesprongen worden, maar ook "lopend", met één voet tegelijk. Bij de laatste variant kan er inderdaad vooruit gelopen worden.
Met twee of drie personen: Dit touwspringen gebeurt met een touw van ongeveer 5 tot 10 meter lengte. Twee kinderen draaien het touw rond, de derde springt in het midden. Zijn er maar twee kinderen, dan bindt men één uiteinde op heuphoogte vast aan bijvoorbeeld een paal of boom. Het vergt oefening om op elkaar ingespeeld te raken zodat in het juiste tempo geslingerd wordt en gesprongen wordt. Voor de springende persoon is het bovendien moeilijk om op het juiste moment de touwcirkel binnen te springen.
Met meerdere personen:Twee kinderen draaien het touw rond, terwijl een lange rij met kinderen een voor een het draaiende touw binnengaat en weer uit gaat.
Een variant hierop is dat zo veel mogelijk kinderen tegelijk in het touw gaan springen. Als het te veel kinderen worden, komt het touw onherroepelijk tegen iemand zijn benen aan. Met grote hilariteit wordt dan opnieuw begonnen.
|
5023 (hoogspringen) |
9139
|
13322 |
13358 |
13426 (hoogspringen) |
13445 |
13514 |
13535 |
13536 |
13368
|
Varkensblaas
November is de slachtmaand en dat betekende voor de jeugd dat ze weer de beschikking konden krijgen over de blaas van een varken of koe.
De blaas werd met een rietje of strootje opgeblazen, waarna deze werd dichtgeknoopt en een tijdje moest drogen, Daarna kon er kortere of langere tijd mee worden gespeeld. Ook werden wel enkele erwten in de blaas gedaan, waardoor een soort rammelaar onstond. |
Jongen in een narrepak met in de rechterhand een narrestok. |
Vastenavond
De avond van de derde dag van carnaval, de dag vóór Aswoensdag, wordt vastenavond genoemd, omdat dit de vooravond van de grote vasten is. Op vasteavond werd en wordt uitbundig feest gevierd, waarbij men zich wel verkleedde en veel lawaai maakte en over het algemeen veel at en dronk. |
13357 |
|
Vechten (stoeien)
Wanneer twee jongens gaan vechten, hoeft dit niet een vijandige bedoeling te hebben; vaak heft et immers een goedaardig en speels karakter (‘vechten in ghenucht’) en spreken we ook wel van stoeien; de jongens meten elkaars krachten of proberen elkar op de grond te werpen |
9167 |
13138 |
13352 |
13404 |
13419 |
13425 |
|
Vissen is een bezigheid die zowel door de jeugd als door volwassenen met veel geduld wordt beoefend, Het eenvoudigste vistuig is de hengel. |
13142 |
13274 |
13275 |
|
Vliegeren
In de zomer vermaakte de jeugd zich vaak met vliegeren; dit vond vooraal plaats op het land, zodra de oogst was verwijderd. Hoewel er thans een grote variatie is in de vliegerformen, was de vlieger vroeger bijna steeda hart- of ook wel ruitvormig. De vlieger werd vaak versierd; er waren zelfs speciale knipprenten voor, die op de vlieger konden worden geplakt. |
5019 |
9223 |
13372 |
13544 |
|
Vogels vangen met de slagkooi
Veelal zit in de kooi reeds een lokvogel (of deze zit in een kooi eronder), terwijl in de kooi bijv. enig hennepzaad is gestrooid. Ter weerzijden aan de bovenkant van de kooi zit een klep die worden opengezet. Zodra een vogel op het dwarshoutje dat de klep openhoudt neerstrijkt, valt de ‘slag’ dicht en de vogel is gevangen. |
13549 |
|
Zuigertje
Een zuigleertje bestaat uit een rond stukje leer, waar in het midden een touw door is gestoken. Het zuigleertje wordt klesnat gemaakt en vervolgens op een gladde straatssteen vastgetrpt; door de zuigkracht van het leer kan de steen dan uit de straat worden getrokken.
|
De jongens deden dit zo grondig dat de passanten en voerlieden er ernstig hinder van ondervonden, maar dat de stratenmakers hierdoor een onuiputtelijke bron van arbeid kregen. |
13395 |
13448 |
13517 |
13442
|
Zwemmen
Men ging tot in de 19e eeuw over het algemeen naakt zwemmen. Uit beschrijvingen uit die tijd kan worden afgeleid, dat men het zwemmen een goede zaak vond. In een prentalmanakje van 1803 kunnen we lezen: “In den stroom zich eens te baden, Is voor ’s menschen welstand goed”. |
Randen hg 4,2 / br 13,0 /dp 1,1 cm
969 klinckaert |
970 koten |
971 kegelen |
972 met molentje lopen |
973 klootschieten |
974 balspel |
975 knikkeren |
|
|
Afbeeldingen
Museum Rotterdam (Public Domain)
Literatuur
Jan Pluis, Kinderspelen op tegels (Van Gorcum, Assen 1979).
Wikipedia
Dankzegging
Jan Pluis bedank ik voor het mogen overnemen van de toelichting bij de kinderspelen uit zijn boek. Ik bedank mijn zoon Norbert voor het redigeren en publiceren van het rapport.
Bekijkt u ook a.u.b. mijn berichten:
Kinderspelen op tegels in de keuken van het Hospice Comtesse te Lille
www.tegels-uit-rotterdam.com/hospice_comtesse_lille.html
Wasserburg Anholt / Kasteel Anholt / Kinderspiele auf Fliesen
www.geschichte-der-fliese.de/anholt.html
Hôtel de Groesbeeck – de Croix, Namur
Kinderspiele auf Fliesen im ehemaligen Musikzimmer
www.tegels-uit-rotterdam.com/nam3.html
|